De podiumjaren van Leonard Roggeveen (4)

De podiumjaren van Leonard Roggeveen, deel 4

Estella van Straten

‘Jacob Cats’

In september 1921 werd Roggeveen benoemd op een school in Leiden, de Mareschool. Hij verhuisde meteen en werd lid van de Leidsche Tooneelvereeniging ‘Jacob Cats’. Dat was een amateurvereniging en de verrichtingen werden natuurlijk overeenkomstig beoordeeld.

Miss Black and White
‘Jacob Cats’ bracht op 14 december 1921 Miss Black and White op de planken, een blijspel in drie bedrijven door Jan C. van Ees, in de regie van Henri van Ees.

leidschdagblad01-12-1921

Leids Dagblad, 1 december 1921.

De recensent van het Leidsch Dagblad is opgetogen over het niveau van de leden:
‘Welk een verschil vergeleken met de laatste opvoering van Schürmann’s Dubbel Leven! Een goede geest was over Cats vaardig geworden bij het vertolken van Jan van Ees’ vroolijk spel Miss Black and White. (…)
Nieuw leven schijnt er in Cats te zijn gebracht en waar de vereniging hard afstevent op haar 50-jarig jubileum kan Cats en tevens ieder die het goed meent met de belangen van tooneelbevordering in het algemeen, zich daarover niet dan ten zeerste verheugen.’

Leids Dagblad, 12 december 1921: ‘Willen we enkele executanten nog even noemen, dan beginnen we met Diederick Bogholt van Eleveld, die zich echter hoedde voor een tikje te veel, waar hij toe neigt.’ 
De rol van de jonker Diederick Bogholt van Eleveld werd gespeeld door Roggeveen.
‘Jacob Cats’ deed op 17 februari 1922 met dit stuk mee aan een toneelconcours in Rotterdam ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de dilettanten-tooneelvereeniging Mutua Amicitia. De recensent van de Nieuwe Rotterdamsche Courant vond het spel te traag, maar noemde de vertolking van Roggeveen ‘zeer verdienstelijk’. ‘Jacob Cats’ won geen enkele prijs.

Nogmaals De Afgod
Eduard Veterman had zich ook aangesloten bij ‘Jacob Cats’. En ondanks de slechte kritieken die het stuk kreeg toen Die Ghesellen van den Spele het opvoerde, werd op 22 februari 1922 nogmaals De Afgod gespeeld, geregisseerd door Veterman. Roggeveen vertolkte deze keer de rol van de echte schrijver, een rol die in de opvoering door de Ghesellen werd gespeeld door Veterman zelf.

leidschdagblad24-02-1922

Leidsch Dagblad, 24 februari 1922.

Het Leidsch Dagblad noemt het stuk: ‘… een beginnelingenwerk dat evenwel af en toe geest verraadt. (…) Cats heeft onder regie van den auteur zelf het werk goed gespeeld. De heer L. Roggeveen gaf relief aan den schrijver en bereikte dikwerf veel. Zijn inzet was iets te komisch.’

Litteris Sacrum

Het daarop volgende seizoen werd Roggeveen lid van een andere Leidse toneelvereniging, Litteris Sacrum. Bij deze vereniging speelde hij in vier producties: Oud-Heidelberg, Inkwartiering, Zijn Speelgoed, en tot slot Liefde’s Daemon. Dat laatste stuk werd gespeeld in het kader van het 70-jarig jubileum van Litteris Sacrum in mei 1926.

Oud-Heidelberg
Oud-Heidelberg van de hand van Wilhelm Meyer-Förster werd verschillende keren opgevoerd, te beginnen op 10 december 1922 in de Leidsche Schouwburg en werd lovend ontvangen.
Het Leidsch Dagblad op 11 december 1922: ‘Zien we verder, dan dient vermelding de Lutz van den heer Roggeveen. In de eerste bedrijven misschien een tikje te veel chargeerend, was hij in de beide laatste uitstekend.’

leidschdagblad13-12-1922

Leidsch Dagblad, 13 december 1922.

Oud-Heidelberg werd drie maal opgevoerd: 10 december 1922, 17 december 1922 en op 10 januari 1923 volgde een derde voorstelling.
De Leidsche courant schreef op 18 december 1922 : ‘Hierin ligt groote hulde voor de spelers, die ik hier niet stuk voor stuk de revue zal laten passeren. Zij gaven allen echte personen en speelden zonder onderscheid met heel hun hart, zoodat ik de uitgereikte bloemen wel meer verdeeld zou hebben.’

Tussen november 1924 en januari 1925 organiseerde de Leidse Muziek en Tooneelvereeniging Nut en Vermaak in het kader van de viering van hun 50-jarig jubileum een nationale toneelwedstrijd. Litteris Sacrum deed mee met Oud-Heidelberg, hun successtuk. Roggeveen won voor zijn Lutz de prijs voor de beste mannelijke bijrol.

schagercourant27-01-1925

Schager Courant, 27 januari 1925.

Inkwartiering
In 1923 volgde Inkwartiering, een blijspel in 5 bedrijven van Von Moser en Schönthann. Hierover schreef het Leidsch Dagblad op 30 april 1923:
‘Voorts dienen vermeld de heeren L. Roggeveen en P.A. Wisse als de wederhelften van genoemde matrones, hoewel er een ietsje te veel was, vooral bij eerstgenoemde.’
Er volgde nog een tweede voorstelling op 5 mei 1923.

Zijn Speelgoed
In 1925 stond Zijn Speelgoed, tooneelspel in drie bedrijven van Arthur Schnitzler op het programma.
‘Het was geen geringe praestatie een stuk als dit, op zoo sublieme wijze ten tooneele te voeren. (…)
De heer Roggeveen, Theodoor Kaiser, was het type van den echten losbol, die met zijn geaccentueerd spel kleur en leven gaf aan de tafereelen, evenals mevr Riedel, die als Mies, in dartelheid en goedlachsheid uitblonk.’ 
(Leidsche Courant, 27 april 1925.)

Liefde’s Daemon
In het voorjaar van 1926 bestond Litteris Sacrum 70 jaar. Om dat heugelijke feit te vieren organiseerde de vereeniging een internationale toneelwedstrijd. Dat internationale karakter bestond hieruit dat ook Vlaamse gezelschappen mee konden doen.
Litteris zelf speelde Liefde’s Daemon, geschreven door een van de leden, de heer F.H.M. Bloemink.
Het Leidsche Dagblad besteedde een hele pagina aan deze wedstrijd en plaatste zelfs een foto.

litterissacrum70

Staande tweede van links Leonard Roggeveen en zittend geheel rechts zijn vrouw Truus. In de recensie over Liefde’s Daemon wordt Roggeveens spel niet speciaal genoemd. Leidsch Dagblad, 22 februari 1926.

Einde van toneelactiviteiten
Na het 70-jarig jubileum van Litteris Sacrum in februari 1926 stopte Roggeveen met toneelspelen.
Hij had bijna negen jaar op de planken gestaan en volgens de recensies deed hij dat niet onaardig. Toch stopte hij ermee. Naast lesgeven, het schrijven van jeugdrubrieken in de Westlandsche en de Schager Courant en het schrijven van toneelstukjes en feuilletons bleef er vermoedelijk niet veel tijd meer over.
Eind 1925 was hij getrouwd met Truus Bakker die ook lid was geweest van Litteris Sacrum. Het echtpaar vestigde zich in Den Haag, waar Roggeveen al sinds maart 1923 woonde.

Vermoedelijk is Roggeveen erachter gekomen dat hij ook talent had om te schrijven. Het schrijven bood hem de mogelijkheid om zijn veelzijdige belangstelling te uiten, misschien nog wel meer dan toneelspelen. En dat zal hem minstens zoveel bevrediging hebben geschonken als het op de planken staan.
Schrijven is een eenzamer bezigheid dan acteren. Het instuderen van een toneelstuk vereist veel interactie met andere mensen en het applaus, de reacties en de recensies zijn ook directe contacten met anderen.
Met schrijven is dat anders. Maar wellicht was Roggeveen in een andere levensfase beland en vormden de nieuwe contacten met uitgever en illustratoren voldoende uitwisseling met anderen.
Uiteraard had hij dagelijks contact met zijn leerlingen, met collega’s en met de kinderen die per brief reageerden op de twee jeugdrubrieken die hij verzorgde.
In mei 1926 werd het eerste verhaal over Bram Vingerling geaccepteerd door uitgeverij Van Goor.
Dat bood Roggeveen de mogelijkheid om zich vanaf dat moment op zijn schrijverschap te concentreren.

En in de loop van 1926 begon hij samen met collega D. D. Brouwer een poppentheater.


naar Podiumjaren 5