De podiumjaren van Leonard Roggeveen

door Estella van Straten

Leonard Roggeveen (1898-1959) was een veelzijdig mens. Hij was in de eerste plaats onderwijzer. Bekendheid verwierf hij als schrijver van kinder- en jeugdboeken, waarvan hij er een aantal zelf niet onverdienstelijk illustreerde.
Voordat hij zich ging toeleggen op het schrijven van kinderboeken heeft hij zich beziggehouden met toneelspelen.
Daar was tot nu toe weinig over bekend. Aan de hand van berichten uit de Westlandsche Courant, en later Het Vaderland, Het Leidsch Dagblad e.a. en de knipselplakboeken van Roggeveen zelf kunnen zijn toneelactiviteiten worden gereconstrueerd.

’s-Gravenzande

Roggeveen behaalde in mei 1916 zijn onderwijsakte.
In juli van dat jaar werd hij volontair op de Openbare Lagere School in Schagen. Lang heeft hij niet als volontair hoeven werken, want in augustus 1916 hij werd aangenomen bij het Openbaar Onderwijs in ’s-Gravenzande in het Westland.
Hij kon aan de slag op de school in het dorp Heenweg, gelegen aan de dijk tussen Maasdijk en Hoek van Holland.
Daar begon half augustus 1916 zijn onderwijzerscarrière. Hij was achttien jaar.

Roggeveen woonde ‘en pension’ bij de familie Van Baarzel, de (huis)schilder (en niet bij Van Baarzel, de sigarenwinkelier), aan het Marktplein in ’s-Gravenzande.
Dagelijks fietste hij de bijna 4 km, over vermoedelijk niet al te best bestrate wegen, naar Heenweg en ’s middags weer terug.
Roggeveen was volkomen onbekend in ’s-Gravenzande. Schagen was nu nog verder weg dan in zijn kweekschooltijd in Haarlem en het was bovendien oorlogstijd. Nederland was weliswaar neutraal tijdens de Eerste Wereldoorlog, maar er was wel sprake van schaarste en hoge prijzen, al zal dat voor groente en fruit misschien wel meegevallen zijn, zo midden in het Westland.
Een beginnend onderwijzer verdiende niet veel. Roggeveens zoon Hans vertelde mij dat zijn vader in die oorlogstijd net niet dood ging van de honger. Om zijn inkomen als beginnend onderwijzer aan te vullen zou hij zich hebben verhuurd als pianist op bruiloften en partijen, maar daar is noch in de krant noch in zijn plakboek iets over terug te vinden.

In de zomer van 1917, een jaar na zijn benoeming in ’s-Gravenzande, solliciteerde Roggeveen naar een baan in Velsen. Dat zou een stuk dichter bij Schagen en bij Haarlem zijn geweest.
Het was een langdurige sollicitatieprocedure waarover hij pas in maart 1918 uitsluitsel kreeg.
En toen bedankte hij.

De ’s-Gravenzandse Tooneelclub

Eerste Seizoen 1917-1918
Het lijkt erop dat Roggeveen in de tussentijd net een beetje ingeburgerd is geraakt in ’s-Gravenzande. Op 27 september 1917 had hij, samen met collega-onderwijzers D.K.N Thierry en H.J. Moens, een toneelclub opgericht die de naam ’s-Gravenzandsche Tooneelclub kreeg.

Toneelclub1917-10-3

Westlandsche Courant, 3 oktober 1917.

Het bestuur bestond uit Thierry, voorzitter, Roggeveen, secretaris en Moens, penningmeester.
De ’s-Gravenzandse Tooneelclub (G.T.C.) pakte de zaken voortvarend aan. Al op 28 november 1917 werd de eerste uitvoering gegeven. Op een avond georganiseerd door de Vereeniging Tot Nut en Vermaak te ’s-Gravenzande (opgericht op 1 januari 1868) in het Verkooplokaal van De Spaanse Vloot (restaurant, oorspronkelijk een dorpsherberg uit het jaar 1540), voerde de G.T.C. Een Nieuwe Leus op, een Haagsch kluchtspel in één bedrijf van de hand van Marcellus Emans en Een slaaf der Eubiotiek, een scherts in één bedrijf door Davidofsky, (pseudoniem van David Orobio de Castro).

Nieuweleus1917

Programmablad van de uitvoering op 28 november 1917. Roggeveen heeft enkele spel/zetfouten verbeterd: ‘Lens’ moest zijn ‘Leus’, en ‘dhr.’ C. J. van Baarsel is ‘mej’.

In beide stukken speelde Leonard Roggeveen de hoofdrol. De Westlandsche Courant schreef op 1 december 1917 op de voorpagina:
‘De rol van Van Overbruggen uit ‘De nieuwe Leus’ werd zeer goed vertolkt door den heer Roggeveen, die de manieren en gevoelens van den op wachtgeld gestelden ambtenaar op verdienstelijke wijze weergaf.’

Uitvoering21-12-1917025

Programmablad van de uitvoering op 21 december 1917. De rest van het programma staat op de achterkant.

De G.T.C. speelde beide stukken nogmaals op 21 december 1917 in het gebouw van de R.K. Volksbond aan de Dijkweg in Naaldwijk.

Uitvoering1917-12-14

Programmablad van de uitvoering op 14 december 1917. De rest van het programma staat op de achterkant.

Maar eerst was er nog op 14 december 1917 een ‘gezellige avond voor leden en genoodigden’ (leden van de G.T.C.), wederom in De Spaansche Vloot, waar drie toneelstukjes werden opgevoerd en een duet werd gezongen.
Het programma zag eruit als volgt: Uitgediend, dramatische schets in één bedrijf uit het fabrieksleven door Helena Kokosky, Een verstrooide notaris, oorspronkelijk blijspel in één bedrijf door J. Broekhof Bzn. en ‘op herhaald verzoek’ wederom Een slaaf der Eubiotiek.
Het duet dat ten gehore werd gebracht was: De rijkgeworden visschersjongen.
‘Zowel het tooneel- als zanggedeelte vond bij de aanwezigen, die evenwel niet druk waren opgekomen, een dankbaar onthaal,’ schreef de Westlandse Courant op 19 december 1917.

Uitvoering29-01-1918027

Programmablad van de uitvoering op 29 januari 1918. De rest van het programma staat op de achterkant.

Op 29 januari 1918 organiseerde de de G.T.C. een Momusavond (een term afkomstig uit het carnavalgebeuren), een avond voor leden, donateurs en introducé’s. Op het programma stonden nu ‘eenige voordrachten’: Jantje Aviatiek door B. Burghout en Het spraakgebrek van Hummel door H.J. Moens, gevolgd door Professor Spruitman’s Uitvinding, een klucht in één bedrijf.
Na ‘eenige cabaretliedjes’ gezongen door de heer J. Carrière volgde Oorlogsschets door B. Burghout en Terug van de Geheelonthoudersvergadering voorgedragen door H.J. Moens.
Tot slot werd gespeeld In de Jonge Jan, een dramatisch karakterspel in één bedrijf van Herman Heijermans. De Westlandsche Courant meldde:
‘De rollen van Jan Arend, zijn broer Ansing, de 4 getuigen Blankers, Putten, Post en Bik zomeede de rol van Biesen, brigadier, werden uitstekend gespeeld door den heer Roggeveen. De karakterteekening was subliem! Het herhaald applaus bewees, dat het publiek meegeleefd had!’

WestlandscheCourant2-3-1918

Westlandsche Courant, 2 maart 1918.

Bovenstaande advertentie berichtte de opvoering op 5 maart 1918 van Papageno van Rudolf Kneisel. Het is de enige krantenadvertentie van de ’s-Gravenzandsche Tooneelclub die ik heb kunnen vinden.
Een recensie van deze uitvoering heb ik ook niet kunnen vinden.
Papageno werd op 2 december 1918 nog een keer opgevoerd. Daar schreef de bijzondere correspondent van de Westlandsche Courant wel over, zie verderop in dit artikel.

Op 21 maart 1918 hield de ’s-Gravenzandse Tooneelclub haar, volgens de Westlandsche Courant, tweede jaarvergadering. De Club telde toen 100 leden en donateurs.
Er waren acht grotere en kleinere toneelstukken opgevoerd. Het batig saldo van de laatste uitvoering, ƒ10,–, werd geschonken aan de Vereeniging ‘Armenzorg’ in ’s-Gravenzande.
Het grote aantal opgevoerde toneelstukken was het gevolg van beginnersenthousiasme, want in de twee volgende jaren wordt dat aantal bij lange na niet meer gehaald.
’s-Gravenzande was een plattelandsgemeente. Dat hield in dat het seizoen voor sommige verenigingen liep van begin oktober tot eind maart van het jaar daarop. In het voorjaar en in de zomer hadden de inwoners kennelijk andere dingen te doen.
Het voorstel, gedaan tijdens de tweede jaarvergadering, om de Tooneelclub gedurende de zomer in een fietsclub om te zetten werd verworpen, meldde de Westlandsche Courant op 27 maart 1918.

G.T.C. Seizoen 1918-1919

Het nieuwe seizoen begon voor de G.T.C. op 8 oktober 1918 met een gezellige avond voor leden.
De voorzitter meldde dat het ledenaantal van G.T.C. toenam en meende dat ‘voornamelijk te danken was aan de vele gezellige avondjes die werden georganiseerd.’
‘De vergadering werd hierna gesloten, om nog eenige oogenblikken gezellig bij elkaar te blijven. De heeren Burggraaf, Moens en Roggeveen voerden op een kluchtspelletje, ‘De Molenaar van het Dorp’, dat der aanwezigen een daverend lachen ontlokte, vooral door het werkelijk vermakelijke spel van den heer Moens, die den tol van dommen klompenmaker op uitmuntende wijze vertolkte.’ Aldus de Westlandsche Courant van 12 oktober 1918.

Op maandag 2 december 1918, speelde G.T.C., wederom op uitnodiging van de Vereeniging Nut en Genoegen te Naaldwijk, in het gebouw van de R.K. Volksbond voor de tweede keer Papageno, een klucht in vier bedrijven van Rudolf Kneisel.
Nu plaatste de Westlandsche Courant wel een recensie. De correspondent was enthousiast over het optreden van Roggeveen.
‘De rollen waren uitstekend verdeeld; vooral de hoofdrol van Boltman, de rentenier, zich maskeerend als Papageno, werd door den heer Roggeveen uitstekend weergegeven (…).’ (Westlandsche Courant 7 december 1918.)

Op zowel 14 als op 20 januari 1919 voerde de G.T.C. in De Spaansche Vloot te ’s Gravenzande op: Het licht van de nacht, een toneelspel in vijf bedrijven door Inte Onsman. Dat was een stuk over de net afgelopen oorlog.
‘Dit drama, zoo uitstekend vertolkt en met zooveel gevoel gespeeld, gaf ons een jammerlijk beeld van oorlogsellende. (…) Wij willen alleen memoreeren het zeer hoogstaand spel van alle optredenden, zonder uitzondering, en in het bijzonder de vertolking van de blinde Balke door den heer Roggeveen, van Frits, de boekhouder, door den heer Thierry, van Heinrich, de fabrieksarbeider, door den heer v.d. Pot en van Gretha, het buurmeisje, door Mej. F.C. v. Dam. Nogmaals en als slot, zulk spel zou in een milieu van deskundige beoordeeling op zijn plaats zijn en zeker een zeer gunstige beoordeeling te beurt vallen. De Tooneelclub kan er van verzekerd zijn, dat dezelfde uitvoering, die volgende week zal gegeven worden, zeker druk bezocht zal worden.’ (Westlandsche Courant, 18 januari 1919)

Een week later besteedde de Westlandsche Courant wederom aandacht aan de G.T.C., toen vanwege het optreden op 20 januari 1919.
‘Maandagavond gaf de ’s-Gravenzandsche Tooneelclub voor een tjokvolle zaal een openbare uitvoering met bal. Voor de tweede maal in dit seizoen werd opgevoerd het oorlogsspel van Onsman ‘Het licht in den nacht’. (…)
Het spel werd dezen avond met meer gevoel en vaster dan de eerste maal gespeeld, alleen in het tweede bedrijf merkten we eenige storende rustperioden op, wat evenwel het geheel niet zoodanig schaadde, dat men kan zeggen, dat het spel onvoldoende is gespeeld. Vooral de laatste drie bedrijven waren aanmerkelijk beter, de spelers waren hierin vooral meer rolvast en deden de moraal van het spel schitterend uitkomen.
Het geheel gaf ons ten tweede male een gevoel van afschuw aan alles wat oorlog heet. Bespreking van rolverdeeling lieten we reeds ook in een vorig nummer voorafgaan, alleen willen we nog even aanstippen het zekere en intens-gevoelige spel van den heer Roggeveen.
Het was voor de ’s-Gravenzandsche Tooneelclub een groote succesavond en heeft er zeker veel toe bijgedragen tot vestiging van haar naam.’
(Westlandsche Courant, 25 januari 1919)

Het licht in den nacht werd nogmaals opgevoerd op donderdag 20 februari 1919 nu in Naaldwijk, in Hotel Torenburg.
‘Dit is een goed gebouwd stuk, dat zijn groote aantrekkingskracht ontleent aan de boeiende en somwijlen aangrijpende schets van een stukje oorlogsleed. Het is inderdaad een mooi stuk, juist door de goede teekening der zielstoestanden, die bij juiste uitbeelding op den toeschouwer een diepen indruk moeten maken. En dan heeft men de overtuiging, door de zee van oorlogsellende en oorlogsjammer, die men mee doormaakte, dat hier de treffende zielsberoeringen geen maatwerk zijn, geen uitgedachte gebeurtenissen, maar diep droeve werkelijkheid, die nog veel aangrijpender, veel pijnlijker, veel schrijnender kan zijn, dan dat een blinde vader uit den oorlog zijn zoon blind thuis krijgt.’ (Westlandsche Courant 26 februari 1919)

G.T.C. Seizoen 1919-1920

De G.T.C begint haar derde seizoen op 21 november 1919 met De Ontknoping, een drama in één bedrijf van Martin Liket en Het spreekuur van den Hypnotiseur, een transformatieklucht in één bedrijf van Justus van Maurik, gespeeld door Leonard Roggeveen.

‘Een mooi drama werd opgevoerd: ‘De Ontknoping.’ Evenals altijd heeft ook nu weer de Tooneelclub keurig gespeeld. Alle rollen waren goed bezet, en vooral de 3 hoofdrollen, die vervuld werden door mej. Van Dam en de heeren Roggeveen en Drop. De heer Roggeveen, die de rol van Herman Weber, den tooneelspeler, vervulde, wist voortdurend de aandacht van het publiek te trekken.
Als tweede nummer werd gegeven: ‘Het spreekuur van den Hypnotiseur,’ transformatieklucht in één bedrijf, gespeeld door den heer L. Roggeveen. (…) Dit stuk bleek een waar succesnummer. Een woord van lof en waardering is hier zeker niet misplaatst. De heer Roggeveen wist alle rollen zoo juist weer te geven, dat we in alle personen geenszins den zelfden speler konden opmerken. Alles heeft hiertoe meegewerkt: karakteruitbeelding door voordracht, gebaren, stembuiging, alsook de grime, waarvoor de grimeur, de heer Hos, uitstekend zorgde.’ (Westlandsche Courant, 26 november 1919)

Ontslag

De ’s-Gravenzandsche Tooneelclub luidde het jaar 1920 in met een Algemene Ledenvergadering.
Nadat de voorzitter de vergadering had geopend volgde het voorlezen van de ingekomen stukken.
Eén van die stukken was een brief van de secretaris, de heer Roggeveen. In die brief kondigde hij aan dat hij ontslag nam als secretaris
‘… op grond van onvoldoende samenwerking, waardoor hij zijne ideeën inzake keuze van stukken en tooneelspeelkunst niet volledig kan uitwerken. Mej. van Dam en de voorzitter bedankten eveneens.
Naar aanleiding van enkele uitlatingen der leden, licht de heer Roggeveen zijn besluit nader toe. Niet de krachten der spelers zijn verminderd, maar zijne inzichten zijn veranderd. Het meerendeel der leden wil stukken spelen zonder kunstwaarde en met gemakkelijke lacheffecten. De heer R. is het hiermede niet eens. Hij acht het dus logisch om te bedanken, waar hij met zijne ideeën bijna alleen staat. Hij vindt ’t vreemd dat enkelen hem dit aftreden kwalijk nemen en er andere beweegredenen achter zoeken. Hij heeft lang getracht om de strooming, die van de tooneelclub een amusementsclub wil maken, tegen te gaan, zonder succes. En daarom treedt hij af.’
(Westlandsche Courant, 24 januari 1920)

De Tooneelclub moest nu verder zonder de stuwende kracht van de heren Roggeveen en Thierry en van mej. Van Dam. Op 19 februari 1920 werd nog een gezellige avond voor leden georganiseerd, maar de Westlandsche Courant wijdde er slechts één zin aan:
‘Onder afwisseling van dansen en voordrachten bleef men tot pl.m. 11 uur bijeen.’
Het seizoen liep ten einde. In het najaar van 1920 zou een nieuwe start gemaakt moeten worden, maar op 27 oktober 1920 meldde de Westlandsche Courant:
‘De ’s-Gravenzandsche Tooneelclub zal niet blijven voortbestaan. Eene commissie van likwidatie werd benoemd.’
De ’s-Gravenzandsche Tooneelclub heeft drie seizoenen bestaan, waarvan het laatste eigenlijk maar half.

Naar Podiumjaren 2